Mawlamyine

17 mei 2018 - Mawlamyine, Myanmar

Vanaf Hpa - An nemen we de boot naar Mawlamyine. In de boot zijn geen echte banken, alleen een paar plastic krukjes. Vooraan staan 4 plastic stoelen opgestapeld, waarvan ik er direct een claim. De rest lijkt de stoelen niet te durven pakken, met als gevolg dat ik de enige passagier ben die een comfortabele vaart beleeft. Ik zie aan Bart's gezicht dat hij liever de bus had gepakt, maar het kan me niet schelen. Ik hou van varen. Het relaxerend kabbelen, de frisse bries, het andere perspectief. Langs de rivier zien we overal prachtige pagoda's en zwemmende kinderen. Langs ons varen krakkemikkige vissersboten en industriële schepen die al een paar eeuwen lijken mee te gaan. Als we na 3 uur aankomen in Mawlamyine zoeken we eerst ons hotel. Bart loopt al een tijdje te zeuren dat hij een kamer met airco wil, maar wij geven daar niet zo veel om en willen zeker niet extra betalen voor hem. Als we worden ingedeeld in een tweepersoonskamer en een eenpersoonskamer (i.p.v. een driepersoonskamer zoals in Hpa-An) ben ik meer dan opgelucht. Eindelijk kan ik even met Thea praten zonder dat Bart zich bemoeit en het hele gesprek naar zich toe trekt. Het blijkt dat Thea en ik op dezelfde golflengte zitten: we zijn te veel aan het bezoeken, hebben het niet 100 procent naar onze zin, en het is allemaal Bart's schuld. Tijd om hem te lozen. Alleen is dat een beetje lastig, aangezien we niemand anders tegenkomen om hem aan te haken. We halen eten op de nightmarket naast het water. Als we terugkomen zit de receptionist in alle talen door elkaar Vader Jacob te zingen. Heel leuk voor hem, maar absoluut niet waar ik nu op zit te wachten. Ik storm naar mijn kamer. Als ik me uitkleed zie ik dat ik twee beten heb op mijn buik. Ik vraag aan Thea of ze lijken op de beten van bedbugs (enigszins gealarmeerd na onze vorige hotelkamer), maar ze lijken niet op de typische beet. Met een gerust hart ga ik slapen.

De volgende ochtend regent het. We eten op het terras. Daarna gaan we op zoek naar een tuk tuk. Dat blijkt eenvoudiger gezegd dan gedaan, want in tijden van regen is de vraag veel groter dan het aanbod. Na een paar mislukte pogingen om zelf iemand aan te houden hebben we geen keuze dan terug naar het hotel te lopen en het via de receptie te regelen. (En dus meer te betalen.) Toch blijkt het de moeite waard. We rijden naar de grootste liggende Buddha van Azie. Ik had niet verwacht dat het zo een non-toeristische, verlaten plaats zou zijn. De Buddha blijkt not even closed to finished. Hij is gigantisch, en je kunt er in langs de binnenkant. Binnenin vind je verschillende taferelen uit de Boeddhistische literatuur uitgewerkt door standbeelden. We zijn in shock wanneer we beelden van doorspiesde mensen, monsters en orgies zien. Naakt? In het conservatieve Myanmar? Wat? Hoe verder je loopt, hoe meer de Boeddha verandert in een bouwwerf. Half afgewerkte plaasteren beelden, gaten in de vloer waar je zo in kunt vallen,... Tegenover de liggende Buddha zijn ze begonnen aan een tweede Boeddha, maar ik betwijfel of ze die ooit gaan afmaken.

Wanneer we genoeg hebben gezien van de Boeddha laten we ons naar de bushalte brengen, waar we de bus nemen naar het plaatsje waarvandaan we de Golden Rock kunnen bezoeken. De Golden Rock was al vanaf het begin de enige reden dat we richting het Zuidwesten van Myanmar zijn gegaan. Het is naar het schijnt de ultieme uitstap voor Birmezen, een plek waar je naartoe gaat op een soort bedevaart. Tegen de avond komen we aan in ons hotel. Het gesprek gaat over insectenbeten, en ik hou mijn shirt omhoog om Bart de twee beten te laten zien op mijn buik. "I've got quit the collection going on myself." Bart's ogen sperren wijd open. "Dat is een rij." Eh, wat? Wanneer ik naar mijn buik kijk blijkt dat de twee onschuldige beten nu een rij van ongeveer 15 beten is geworden. Fuck. Bedbugs zijn al vanaf dag 1 mijn grootste nachtmerrie. Ik ken een paar meisjes die in een hostel bedbugs hebben opgelopen en er pas na drie maanden vol jeuk, chemische bestrijding en na al hun spullen weg te gooien van af waren. Ik schiet in volledige paniek. Bart en Thea gaan direct in research modus op hun gsm. Het blijkt dat beten niet altijd jeuken (oh noo), in rijen over het lichaam worden gebeten (oh nooo) en soms pas na een dag of drie verschijnen (oh nooooo.)  We besluiten dat het zeker een bedbug was die me heeft gebeten, maar dat mijn rugzak gelukkig ver van het bed af stond. Er is dus een kans dat de bedbug gewoon terug naar zijn schuilplaats in het matras is gegaan, in plaats van op mij te blijven zitten en eitjes te leggen in mijn kleren. Dat kalmeert me enigszins, maar ik ben er toch niet gerust op en verzamel al vuilniszakken om mijn spullen te kunnen koken in de hitte de volgende dag.

De volgende dag blijkt echter dat de zon niet schijnt. Het heeft dus geen nut om al mijn spullen buiten te zetten, want de eitjes gaan alleen maar kapot bij een graad of 60. We gaan dan maar gewoon naar de Golden Rock als afleiding. Om daar te komen moeten we in een soort vrachtwagen gaan zitten met wel 40 andere Birmezen. Het blijkt dat de rit naar boven meer weg heeft van een achtbaan dan van een busrit, maar ik heb het wel naar mijn zin. De omgeving is prachtig en de adrenaline is welkom na de vorige suffe dagen, Eenmaal boven is het nog even verder wandelen om bij de Gouden Rots te komen. De rots is zo beroemd omdat hij op een bizarre manier op de berg balanceert, naar verluidt omdat er "een haar van Boeddha" onder ligt. Het is indrukwekkend om te zien, maar de manier waarop de Birmezen er mee om gaan is minstens even interessant. Ze plakken allemaal bladgouden plaatjes op de rots als eerbetoon. Natuurlijk mag de occasionele selfie met een camera uit 2003 dan niet ontbreken. Over foto's gesproken, wij worden hier in Myanmar zo veel op de foto gezet dat ik er zelfs niet meer van op kijk. Mensen komen naar ons toe, zeggen 'Please' (als je geluk hebt) en proberen dan een foto te maken. Soms doen ze het zelfs stiekem, zoals de jongen die naast me zat in de bus. 

Na een paar uur begint het ineens kei hard te regenen. Ik kruip mee onder Thea's poncho en we rennen naar een restaurant. Het restaurant is een krot waar de regen naar binnen drupt. Als we naar het toilet gaan kunnen we in de slaapkamers kijken. Het is de meest armzalige woning die ik tot nu toe heb gezien, zeker met de regen die over de trap naar beneden stroomt. Een meisje van 8 jaar neemt onze bestelling op, zoals we ondertussen wel gewend zijn, en het eten blijkt erg lekker. Bart zeurt dat de porties niet gemaakt zijn voor Nederlanders. DUH BART. 

De terugweg met de bus verloopt ietsje minder vlot, want letterlijk overal rond ons geven Birmezen over. Daarover horen we later als verklaring dat Birmezen totaal niet gewend zijn om te reizen, en zeker niet via auto's. In ieder geval geven ze wel over in stilte in zakjes, dus dat is toch al iets. Toch houden we voor de zekerheid onze ponchos maar even aan. Beneden in het busstation hebben we een directe overstap met de bus die ons naar Bago brengt. Rond een uur of 17 komen we aan. Bart vraagt waar we in Bago gaan slapen en Thea en ik zien onze kans schoon. "Wij gaan direct doorreizen naar Kalaw Bart, Bago interesseert ons niet." Ik weet dat Bart geen enkele stad wil door gaan zonder "te zien wat er te zien valt, want ik wil niks missen." Ik koop direct mijn busticket voor de bus die over een halfuurtje vertrekt. Bart is in shock. Thea volgt snel mijn voorbeeld. Onze tactiek werkt, want even later zitten we zonder Bart in de bus. Wat een opluchting!

1 Reactie

  1. Lien van Wageningen:
    20 mei 2018
    Hoe is het afgelopen net de bedbugs?